Acm.nl gebruikt cookies om het gebruik van de website te analyseren en het gebruikersgemak te verbeteren. Lees meer over cookies

Transacties met betaalkaarten en afwikkelingsvergoeding

Bedrijven in het betalingsverkeer moeten zich houden aan bepaalde regels als zij transacties met betaalkaarten aanbieden. Bij betalingen met een betaalkaart mag de bank van de winkelier (de accepteerder) een afwikkelingsvergoeding of interbancaire vergoeding betalen aan de bank van de betaler (de uitgever). Bij automatische incasso’s zijn vergoedingen verboden, behalve bij incasso’s die de bank door een probleem niet direct kan uitvoeren.

Op deze pagina:

Interbancaire vergoeding of afwikkelingsvergoeding

Bij elke transactie met een betaalkaart betaalt de bank van de winkelier een vergoeding aan de bank van de kaarthouder. Dit heet de interbancaire vergoeding of afwikkelingsvergoeding. In het Engels ‘interchange fee’.

Hoogte vergoeding

De interbancaire vergoeding of afwikkelingsvergoeding heeft een maximum in deze situaties:

  • bij een consumentenkaart, om de winkelier te beschermen tegen te hoge kosten
  • bij co-branding
  • als er een niet-betaalmerk op de betaalkaart staat

De hoogte van de vergoeding is in die gevallen:

  • maximaal € 0,02 bij binnenlandse betalingen met een debetkaart
  • maximaal 0,3% bij binnenlandse betalingen met een creditcard

Gaat het om een betaling binnen de Europese Economische Ruimte (EER)? En zitten de bank van de consument én de bank van de winkelier in Nederland of de EER? Dan is de hoogte van de vergoeding:

  • maximaal 0,2% per betaling met een debetkaart
  • maximaal 0,3% per betaling met een creditcard

Voorbeelden:

  • Pint een consument bij een winkel in Nederland met een kaart of betaalt hij mobiel met zijn telefoon? Dan betaalt de bank van de winkelier voor die betaling maximaal € 0,02 aan de bank van de consument.
  • Doet een consument in Nederland met een creditcard een aankoop van € 100? Dan betaalt de bank van de winkelier voor deze aankoop in totaal maximaal € 0,30 aan de bank van de consument.

Co-branding

Bij co-branding werkt het betaalkaartschema of de uitgever samen met een ander bedrijf om een debetkaart of creditcard uit te geven. Bijvoorbeeld een luchtvaartmaatschappij, warenhuis of autofabrikant. Dat bedrijf is dan de co-brandingpartner. Er staan dan minimaal 2 merken op de betaalkaart: van het betaalkaartschema, de uitgever en van de co-brandingpartner, bijvoorbeeld de luchtvaartmaatschappij.

De co-brandingpartner ontvangt voor deze samenwerking een vergoeding van het betaalkaartschema en/of uitgever. Deze vergoeding mag niet meer zijn dan de maximale hoogte van de interbancaire vergoeding.

Vergoeding bij automatische incasso

Bij een automatische incasso mag de bank van de winkelier geen interbancaire vergoeding of afwikkelingsvergoeding betalen aan de bank van de consument. En ook geen andere vergoeding die daarop lijkt.

Een bank mag alleen een vergoeding vragen bij R-transacties. Dit zijn incasso’s die de bank niet direct kan uitvoeren omdat er een probleem is. Bijvoorbeeld een verkeerde datum, een verkeerd bedrag of een onjuist rekeningnummer. Of te weinig saldo, een herroeping door de consument of geen mandaat voor de automatische incasso.

De bank van de winkelier mag dan een vergoeding vragen aan de bank van de consument of de klant daarvan die de R-transactie heeft veroorzaakt. Er gelden wel voorwaarden. Bijvoorbeeld: de vergoeding moet zijn gebaseerd op de daadwerkelijke kosten en niet hoger zijn dan de kosten die een vergelijkbare betaaldienstverlener rekent.

Wij houden toezicht op interbancaire vergoedingen. Ziet u dat een bedrijf in het betalingsverkeer zich niet aan de regels houdt? Meld dit bij ons.

Transacties met een betaalkaart

Er gelden bij een kaartbetaling verschillende regels voor de bedrijven in het betalingsverkeer die betrokken zijn bij een transactie met een betaalkaart. Dat zijn uitgevers, accepteerders en betaalkaartschema’s. Betaalkaarten zijn een pinpas of een creditcard. Betalen kan met de kaart zelf, een mobiele telefoon of ander draagbaar elektronisch apparaat (‘wearable’) waar de kaartgegevens op staan, of via internet.

De belangrijkste regels zijn:

  • Banken en betaalkaartschema’s moeten toestaan dat op een betaalkaart meer dan 1 betaalmiddel of betaalmerk staat. Bijvoorbeeld een creditcard en ook een debetkaart. Of een betaalkaart met daarop 2 debetkaarten van verschillende betaalmerken.
  • Betaalkaartschema’s moeten toestaan dat uitgevers en accepteerders betaalkaarten uitgeven of een betaalkaarttransactie accepteren in andere landen van de Europese Unie (EU). Een winkelier in Nederland mag bijvoorbeeld gebruikmaken van een accepteerder uit een ander EU-land.
  • De winkelier bepaalt welke betaalmerken en typen kaartbetalingen hij aanbiedt aan de betaler. Hij mag ook de betaalkaart die zijn voorkeur heeft als eerste of automatisch aanbieden. Betaalkaartschema’s, uitgevers van betaalkaarten, accepteerders, verwerkingsentiteiten en technische dienstverleners mogen dat niet beperken. Als de klant dat wil mag hij zelf kiezen met welk betaalmerk of type betaalkaart hij wil betalen. De winkelier moet dit merk of type dan wel aanbieden als betaalmiddel aan alle klanten.
  • Betaalkaartschema’s, uitgevers en accepteerders mogen de winkelier niet verplichten om alle typen betaalkaarten van dat schema te accepteren. Het is dus mogelijk dat een winkelier bijvoorbeeld alleen de debetkaart (betaalkaart) accepteert en niet de creditcard of de zakelijke kaarten van dat schema.

De ACM houdt toezicht op eerlijke concurrentie in het betalingsverkeer. Ziet u dat een bedrijf in het betalingsverkeer zich niet aan de regels houdt? Meld dit bij ons.

Bronnen

Interbancaire vergoeding of afwikkelingsvergoeding bij betaalkaarten en incasso’s:

Terug naar boven